ASAC

Amsterdamse Studenten Alpen Club » #4 De Calanques

Deze week gaan we het hebben over de een van de mooiste klimgebieden in Europa. En als ik zeg we bedoel ik eigenlijk ik. Op een enkele mail van Floris na heb ik geen reacties op deze columns gehad. Af en toe doet dit me twijfelen aan het nut van mijn werk. Maar dan bedenk ik met dat er ook mensen zijn op deze wereld die dagen besteden aan het ontwerpen van bodywarmers. God wat zijn die dingen lelijk.

De attente lezer zal inmiddels terecht opmerken dat de Calanques met moeite klimmateriaal genoemd kunnen worden. “Is dit niet meer het domein van Pieter?”, zullen ze wel zeggen. “De TSAC website heeft toch al een artikel over de Calanques staan?”, merken ze terecht op. “Tevens zijn er meerdere Engelstalige bronnen te vinden met vergelijkbare informatie”, melden ze correct. Tegen deze mensen zeg ik: “dat boeit me niet”. Deze columns zijn kunst en kunst heeft intrinsieke waarde en is per definitie doelloos. Enfin. Hier gaan we dan.

Calanques is Frans voor “fjorden”. Fjorden is dan weer het meervoud van het woord fjord. Fjord schijnt een oud Fries woord te zijn voor “een gat in de kustlijn” (citation needed). Deze naam beschrijft perfect de strook kustlijn ten oosten van Marseille, waar hagelwitte kalkrotsen als haaientanden in de azuurblauwe Middellandse zee bijten. Sinds mensenheugenis (in ASAC termen: de jaren 90) trekt elk jaar een colonne groengeklede avonturiers over de Franse snelwegen om deze zeekliffen te bestormen en veel croissantjes te eten. Tijdens deze reis is het niet ongewoon om naar elkaar te toeteren, je billen te tonen aan de auto achter je of per ongeluk onwetende Fransozen af te snijden. Als vertegenwoordiger van het ASAC-bestuur veroordeel ik dit uitermate hilarische gedrag ten zeerste.

 

Op een mooie zonnige dag is het werkelijk een parardijs op aarde

Vermoeid zoeken zij hun toevlucht in het bedevaartsoord voor klimmende kaaskoppen met een winterdepressie: Camping Santa Gusta. Wagenziek van het eindeloos turen in pamfletten die verlossing beloven aan het scherpe eind van een touw (aangeschaft in de Decathlon in Aubagne of de Pied á Terre in Amsterdam). De realistische helft zal hun rust zoeken in comfortabele bungalows, terwijl elk jaar een stelletje hypocrieten verklaart dat zij “als echte buitenmensen” de koude nachten wel zullen trotseren in hun tent. Deze mensen halen blijkbaar hun gevoel van eigenwaarde uit het nodeloos lijden tijdens hun vakantie voor 4 euro per nacht minder. De sterkte van hun resolutie wordt elke avond ontkracht als ze als motten de comfortabele warmte van de bungalows opzoeken om aan het einde van de avond naar hun slaapzak te rennen.

Als de volgende morgen de Franse winterzon de traumatische herinneringen aan een bezwete volgepakte auto doet verbleken, is het tijd voor een droog croissantje die alleen lekker smaakt als je hem in je allerlelijkste Frans bestelt bij de bakker tegenover de camping (peen oh sjocola silvoeplet?). Je koopt in de Aldi nog wat wit brood en vette kaas in de irrationele hoop dat je deze vakantie wel zult afvallen in de plaats van aankomen.

Dan is het tijd voor iedereens favoriete activiteit, zo inefficiënt mogelijk een rots beklimmen waar je ook gewoon omheen kan lopen. De ervaring leert dat de arrogantie opgedaan in Berdorf, Freyr of zelfs de Alpen hier volledig onterecht is. De Calanques kent enkele obstakels die je nergens anders tegenkomt.

Ten eerste is het zelf voor een volleerd physicus een raadsel hoe de ruimtetijd zich hier in kronkels wringt. Geen enkele metriek kan verklaren waarom je altijd een uur later dan van de camping vertrekt dan dat je avond daarvoor afgesproken had. En waarom minuten in de autorit over te lijken vloeien in dagen als je achter een toerist rijd die niet harder dan 30 door de bochten durft. Ondanks dat de topo GPS-coordinaten van elke sector bevat en je advies hebt gevraagd aan een wijze asaccer met een baard ben je na tien minuten hopeloos verdwaald. Ruimtelijke concepten verliezen alle betekenis terwijl je wordt ingehaald door een groepje Franse dames van middelbare leeftijd in neonkleurige Decathlon kleding. Een dikke Franse jongen in een spijkerbroek die bijna van zijn reet afzweet staart je aan met een blik, die aangeeft dat hij het allemaal ook niet meer weet.

Door puur toeval bereik je een goede drie uur later de start van je route. En dan bedenk je weer waarom je al deze moeite gedaan hebt. Je kan jezelf geen echt klimmer noemen als je niet de heilige drie-eenheid beklommen hebt: Le Festin de Satan, Pour la memoire des nos enfants en de Armata Calanca. De gelegenheids klimmers kunnen zich vermaken met de gladgeklommen Candelle (één stap maakt nog geen route jongens) of saccers uit te lachen die in het water kukelen op het eilandje (als ik graag rondjes had willen maken was ik wel op atletiek gegaan, klimmers klimmen verdomme omhoog!)

Het Pasje van de Candelle. Niet veel anders dan de 12000 passen die je moet zetten om de route te vinden.

Boven aangekomen volgt nog een lange weg terug. Abseils blijken moeilijk te vinden. De terugweg blijkt op onverklaarbare wijze altijd anders te zijn de heenweg. Anders, maar nooit korter. En hoewel je zeker was dat je je hoofdlamp vanochtend in je rugzak had gestopt, bleek het topvak een wormgat te bevatten die je hoofdlamp terug naar je nachtkastje heeft geteleporteerd. Op de weg terug verdwaal je nog een keer in een hypermarchee, zinloos zoekend naar Franse pindakaas.

Maar er is ligt aan het einde van de tunnel. Of beter gezegd aan het einde van het jaar. 364 dagen per jaar is het strandje achter de camping het domein van Franse zwervers die je heroïne spuiten onder het bruggetje. Maar op een magische avond verandert het in een heugelijk festijn waar je beschonken en gevuld met pizza de teksten van Marco Borsato en Andrea Bocelli de Franse nacht in schreeuwt. Zittend aan het kampvuur vertel je elkaar de stoerste verhalen en geniet van de vuurwerkshows.

De volgende dag is de bakker gewoon om 8 uur open voor je katercroissantje. Je besluit een dagje te gaan singlepitchen en vraagt je af waarom 6a klimmen opeens zo moeilijk is in het nieuwe jaar. Na een paar klimmen in de zon begin je aan de deprimerende rit terug naar Amsterdam. De volgende vrijdagavond in Centraal vertel je met een weemoedige blik hoe mooi het wel niet is geweest en dat je volgend jaar toch echt een keer de Candelle gaat beklimmen.

Dit was dan weer mijn laatste column van 2018. Een snelle rekensom leert mij dat het me niet gelukt is om elke week een column te schrijven. Met de kennis van nu is was dat ook een totaal onrealistisch plan. Met de kennis van toen eigenlijk ook. In januari zal er waarschijnlijk wel weer iets online verschijnen. Mocht je nou een van de zeldzame lezers zijn, stuur me een keer een vraag of een suggestie voor een onderwerp. Dan wordt dit hele gebeuren een beetje dynamisch, zoals voorspeld in mijn beleidsplan. Ik wens iedereen een fijne vakantie, veel mooie klimspullen onder de kerstboom en goede cijfers van je laatste tentamenweek.

 

Tot volgend jaar!

 

De MateriaalcomMironisaris

Disclaimer

Elk stukje is een mix tussen informatie, mijn mening en een (niet altijd even geslaagde) poging tot humor. Het is niet mijn bedoeling mensen te beledigen.

Verder ben ik geen instructeur. Ik ben een natuurkundige met meningen over materiaal. Ik heb enigzins het idee dat ik weet waar ik het over heb. Op ASAC-activiteiten (en daarbuiten) ben je altijd zelf verantwoordelijk voor je veiligheid. Luister altijd naar je instructeur. Die heeft er een diploma voor. Ik heb alleen een diploma in natuurkunde en een grote bek hebben.