ASAC

Amsterdamse Studenten Alpen Club » Revolutie

L’ASAC, c’est moi

Ik hoor jullie bijna zuchten. Denk je eindelijk verlost te zijn van mijn eindeloze gezever, sla je de Convo open en daar sta ik weer! Het is waar, ik heb het afgelopen jaar veel voor de ASAC geschreven: columns, weekmailtekstjes, formulieren, facebookposts, delen van de Alpentopo, subsidieaanvragen, beleidsplannen, mailtjes, Whatsapp-spam, de lijst is eindeloos. Ik heb een column geschreven die langer is dan mijn bachelorscriptie. Blijkbaar bezit ik de behoefte om gehoord te worden, om mijn stempel op de ASAC te drukken en aanwezig te zijn. Een schreeuw om aandacht. Een roepende in de woestijn. Of dit een gezonde behoefte was? Alleen tijd kan ons daar meer context over geven. Maar terwijl we nog in de illusie van het heden leven, laten we een duik nemen in de wateren van de geschiedenis, waarin ik reflecteer op mijn jaar bij de ASAC, om ons daarna af te drogen met de handdoek van de toekomst, waarmee ik ongevraagde adviezen en dromen uitspreek.

Laten we beginnen bij het begin. Sommige mensen geloven dat het leven begint als je uit de vulva kruipt, andere mensen menen dat het al 6 maanden daarvoor begint, er zijn ook verdwaasde mensen die roepen dat: “het leven pas echt begint op je vijftigste”. Een ding moge duidelijk zijn: je leven begint pas op het moment dat je ASAC lid wordt. Voor mijn leven bij de ASAC was ik een typische natuurkundestudent: ik dronk meer dan goed voor me was (maar niet genoeg om indruk te maken op mijn medestudenten), ik gamede mijn avonden vol, samen met mijn natuurkundevrienden, ik was net een beetje vadsig (maar niet genoeg om als gezellig te worden gezien) en meisjes waren buitenaardse wezens waar niet mee te communiceren viel. Met het idee dat mijn gebrek aan seksueel contact verklaard kon worden aan mijn minieme buikje, besloot ik dat ik het tijd was om maar weer eens een sport op te pakken (ik had de volkssport voetbal in mijn boerendorp achtergelaten). Door puur toeval besloot ik een proeflesje klimmen te nemen bij onze ASAC goeroe, Bas Visscher. Het jaar was 2013 en vanaf toen begon het balletje een beetje te rollen. 

Mijn broer Jan (bij een enkeling nog bekend als oud ASAC-lid) overtuigde mij om samen bij de ASAC te gaan. Later bleek deze overtuiging voornamelijk gebaseerd op een praatje met een niet nader te noemen ASAC-lid van het andere geslacht. Afijn, dacht ik, het zal wel. Mijn hele leven liep ik al achter mijn oujdere broer aan en hij had vaak gelijk. Het zal wel in de familie zitten. Helaas bleek na de introperiode dat het samenwonen met je broer en klimpartner je niet echt motiveert om nieuwe mensen bij de ASAC te leren kennen. Ik had nog vrienden overgehouden van de techniektraining van Jesper (techniek heeft hij mij helaas niet kunnen bijbrengen) en geen behoefte aan meer contact. Af en toe liep ik verdwaasd op een ASAC-evenement rond, wanhopig op zoek naar mensen waarvan ik de naam nog wist. 

Alles veranderde in het jaar 2016. Ik had me als klimmer ontwikkeld in een 4 maanden durende reis in Zuid-Oost-Azie, waar rare figuren mij een wirwar aan onverantwoorde klimtechnieken hadden aangeleerd. Mijn broer was inmiddels op een andere wereldreis en de meeste van mijn klimpartners waren geĂ«Ă«migreerd. Teruggekomen uit het verre oosten besloot in een zomer in Europa te gaan klimmen. Ik vertrok, alleen, naar Ceuse. Ik merkte dat er in Europa wat minder soepel werd omgegaan met onbekende klimpartners en iedereen leek continu haast te hebben. Na een maandje zag ik, poepend op de wc, een evenement voorbijkomen op Facebook: “de ASAC  Alpenweek” in Argentiere. Hoewel ik van de aanwezigen bijna niemand meer herkende, besloot ik het er maar op te wagen en daar op zoek te gaan naar klimpartners.

Aangekomen op de camping viel ik van de ene verbazing in de andere. Ten eerste waren daar nog steeds Jeroen en Lieke, instructeurs van mijn beginnersweekend. Ze wisten zelfs mijn naam nog! Wat een schatjes zijn het ook. Verder bleek het feit dat ik zowaar mijn eigen twee touwen meehad mij een soort koning Salomon van de camping te maken. Toen ik vertelde dat ik mijn meeste ervaring in wat ik, arrogant als altijd, niet in een cursus, maar in de echte wereld had opgedaan, werd ik enigszins scheef aangekeken. Gedurende de week maakte ik kennis met enkele ASAC-goden in wording: Ivo Goede, Ruud Stoof, Tom Bijl en Brian Daza. Het was ook deze zomer waar ik mijn reputatie als onverantwoorde mulitpitcher begonnen ben, door Celine letterlijk door een te moeilijke route heen te slepen (wist ik veel wat een takel was).

Al met al kunnen we zeggen dat hier mijn ASAC-leven pas echt begon. Ik zal jullie verdere details besparen, maar ik werd na die zomer pas echt actief. Gemotiveerd om iets bij te dragen was ik niet echt. Ik werd meerdere malen gevraagd voor het bestuur, heb een jaar lang in de Acsie gezeten en bijzonder weinig uitgevoerd. Ik vond het heel grappig om dingen als “kutbestuur” te roepen en tegen autoriteit aan te schoppen (over mijn poging instructeur te worden zullen het hier maar niet hebben). Toen Koen mij vorig jaar vroeg of ik dit jaar anders in het bestuur zou willen, heb ik hem letterlijk een minuut lang uitgelachen (sorry Koen, het was niet persoonlijk bedoeld). 

Zoals altijd moest ik door iemand anders overgehaald worden. Terwijl de bestuursdeadline al lang en breed voorbij was werd ik door Tessa overgehaald om ook lid te worden van het bestuur. Voornamelijk gemotiveerd door het verlangen om een beetje bij de ‘coole’ mensen van de ASAC te horen heb ik toen maar ja gezegd. Ik stuurde een maitlje naar het bestuur (laat in Juni pas) en wonder boven wonder rolde ik het ASAC-bestuur in. Als Matco dan wel. Met het idee om zo weinig mogelijk te vergaderen en zoveel mogelijk te doen. Ik was nog steeds niet echt overtuigd.

Als ik terugkijk op dit jaar ben ik best wel trots op wat ik bereikt hebt. In de wekelijkse vergaderingen heb ik veel over mezelf en de rest van het bestuur geleerd. Behalve over Kasper, die is het altijd overal mee eens en trekt nooit zijn mond open tijdens een vergadering. Misschien komt dat nog. Samen met Pieter heb ik de verste hoeken van het bos der onenigheid ontdekt, om uiteindelijk toch door te breken naar het weiland van vriendschap (hoewel er hier en daar nog wel eens wat distels blijken te zitten). Tessa leerde mij over hoe ik andere mensen niet moest uitschelden en misschien af en toe wat empathie te tonen. Cathelijne leerde mij hoe ik moest surfen en dat je niet tegen haar saladekeuze in moet gaan. Aysen leerde mij het belang van op tijd eten tijdens een vergadering en ook dat ze een supergetalenteerde muzikant was. Serieus, waarom zit Aysen niet in de ASAC band? Volgend bestuur, regel die shit.

Naast kletsen met mijn fantastische bestuursgenoten, heb ik natuurlijk ook het een en ander voor elkaar gekrijgen. Mijn grootste kindje is waarschijnlijk wel het ASAC smart lock, waar ik in de toekomst om geprezen zal worden (of vervloekt als Danalock de support stopzet). Hier heb ik maanden aan werk ingestopt. Het uitzoeken van het juiste model, modellen uitproberen en weer terugsturen, uitgekafferd worden door de beheerder van het USC omdat ik zonder toestemming in de hokdeur geboord had, het schrijven van een subsidieaanvraag en het eindelijke installeren en kalibreren, het was me wel een belevenis. Met behulp van mijn trouwe smartlock heb ik meer dan 130 privé-huuraanvragen kunnen verwerken en 18 klimweekenden van materiaal voorzien. Daar ben ik trots op. Mensen moeten klimmen, niet lullen.

In dit jaar maakte ik ook kennis met de twee leukste commissies van de ASAC: de ARA-commissie en de Alpenco. In de Alpenco heb ik mezelf geintroduceerd als ‘contactpersoon’ om vervolgens in de loop van het jaar mezelf langzaam maar zeker als dictator neer te zetten. De Alpenco zit vol met leuke mensen die echt graag dingen doen, zolang je ze maar vertelt wat en wanneer, je ze eindeloos blijft spammen of ze het al gedaan hebben en zelf veels te veel taken op je neemt. Terwijl ik dit schrijf zit ik in de bus naar Courmayeur, om te kijken of al die onzin die we samen in de Alpentopo getypt hebben enigszins klopt. Verder hoop ik dat we dit jaar met een de Alpiene BBQ (waar toch verdacht veel geboulderd werd) een nieuwe traditie te beginnen. Over nieuwe tradities gesproken, ik heb de Alpenco weten te overtuigen dat een veganistische kaasfondue ook erg lekker kan zijn. Als Jeroen Boomsma in een graf zou liggen, zou hij zich geheid omdraarien bij de gedachte alleen al, maar ze zou zomaar kunnen dat de Alpenkaasfondue in de toekomst vegaan blijft.

Over Jeroen gesproken, wat deze man (en alle andere leden van de ARA-commissie) doet voor de ARA is echt niet normaal. Met een pasgeboren baby in huis rijdt hij op een doordeweekse nacht de hele ARA om hem te testen, om mij vervolgens uit mijn bed te bellen dat hij het hok niet inkomt om zijn spullen op te halen (sorry daarvoor Jeroen). Toen ik vorig jaar deelnemer was, had ik geen idee hoeveel moeite het was om de ARA te organiseren. Nu ik met eigen ogen gezien heb hoeveel werk Bas, Jeroen, Erwin, Coen, Matthijs, Anne en onze fantastiche team van vrijwilligers in dit fantastische evenement stoppen, ben ik diep onder de indruk. Chapeau jongens! Om alle 140 deelnemers met een lach op hun gezicht zien binnen te komen, terwijl je net zelf ook een nacht heb doorgehaald, is een ervaring die ik niet snel zal vergeten. Mocht ik niet in een zwart gat verdwijnen, zul je me volgend jaar ook weer bij een WP tegen kunnen komen.

Nu ik toch aan het slijmen ben, wil ook even aandacht geven aan jullie, de leden. Zonder jullie zou de ASAC niet bestaan! (al zijn de statuten daar niet heel duidelijk over). Jullie maken echt het vesrchil. Het werk van de Matco is voor 98% vergeblijkbaar met het werk van een vakkenvuller van de Albert Heijn, met als verschil dat een vakkenvuller tenminste nog minimumloon verdient. Alle jullie lieve mailtjes, feedback formulieren, mijn voorlopige positie in het ledenonderzoek als populairste bestuurslid en persoonlijke bedankjes maken deze taak echt tot een feestje. Het klinkt misschien een beetje raar, maar als ik na een zware dag mijn bed induik en nog even op mijn telefoon lees dat Floris plezier heeft beleefd aan mijn laatste column, dan val ik in slaap met een glimlach op mijn gezicht (Floris is ook echt een hele leuke jongen, maar helaas bezet). Dus als ik een tip mag geven aan jullie, de leden, blijf dit doen! Een klein mailtje naar een gestresst of vermoeid bestuurslid kan echt een heleboel betekenen. Zulke dingen zorgen ervoor dat je als bestuurder echt je hart en ziel in deze vereniging wilt steken. Jullie zijn allemaal schatjes. (Tenzij jullie deze zomer ASAC-materiaal kwijtraken, ik ben bereid jullie noodcontacten te bellen 😉 )

Het is gewoonte dat een bestuurslid na zijn jaar genoeg van de ASAC heeft en in een zwart gat verdwijnt. Mijn toekomst is nog onzeker. Er zijn geruchten dat op de dag van de ALV ik zal weigeren op te stappen en de ASAC in de komende 10 jaar zal leiden ongekende hoogtes. Andere mensen zien mij, na een jaar lang zeiken op de NSAC, opnieuw verantwoordelijkheid nemen en doorstromen naar het NSAC bestuur. In mijn diepste dromen zie ik mezelf als materiaalcommissaris van de NKBV, of beter nog, van de UIAA. Hier kan ik het onkruid van de emotie en overmatige voorzichtigheid bestrijden met vurige zwaard van de ratio. In een wat realisticher scenario zal ik na de zomer toch echt het burgerleven instappen en het besturen van studentenverenigingen overlaten aan de studenten. Mocht mijn burgerbaan zich in Amsterdam bevinden, schrik dan niet als je mijn nog tegenkomt bij de Alpenco of de ARA. Mocht mijn burgerbaan zich in de Alpen bevinden, wat wel het plan is, zul je me wat minder zien. Ik ben dan continu sicke routes aan het senden in de Alpen terwij jullie je tevreden moeten stelle met een plastic greep in Centraal met een diverse bacteriele samenstelling dan mijn inmiddels 2 jaar lang begraven en volgepoepte onderbroek in de Frankenjura. Hoe de strengen van het lot ook geweven worden, ik hoop dat ik nog een keer de kans krijg om een mooie column voor jullie te schrijven. Jullie zijn allemaal lieve schatjes (behalve de mensen die dat aanstootgevend vinden, jullie zijn gewoon leuke personen)

Met sportieve groet,

De MateriaalcomMironissaris